Trainingsweekend 19-21 juni
Vierentwintig wielen zoeken hun weg over de Limburgse heuvels
Onder de inspanning hoor je de kettingen kraken
Monden wijd open, handen in de beugels
Ai wat steil zullen wij op de top geraken.
Het was geen weekend van liggen in het gras en denken aan poëzie. Te koud voor de tijd van het jaar en het gras was nat, maar bovenal het doel. Het doel van vijf trainingen in drie dagen afwerken.
Toen we Bart en Mario en Sietse, de organisatoren van het weekend, vrijdag zagen arriveren met de boodschappen was dat al een voorbode van de calorieën die we de komende dagen zouden verbranden.
Liters kwark, kilo’s müesli, tientallen broden en kisten vol groenten en fruit en nog wat flesjes met verboden middelen gemaakt van druiven en gerst werden door ons naar binnen gedragen.
Even later, na het lossen van de auto’s, vertrekken we voor een duurrit op de fiets om de reisbenen los te werken. Het is voor ons vlakke polderfietsers elke keer weer wennen aan het heuvellandschap. De gesprekken gingen dus al gauw over tandwieltjes achter, triple of compact en het gewicht van de fiets, dit alles met respect en ook een klein beetje angst voor de hellingen die beklommen moeten worden.
Het materiaal is altijd wel een gespreksonderwerp onder fietsers, ook wel logisch als je bedenkt hoe belangrijk het is. Je vertrouwt er op als je met een gangetje van 60 a 70 km/u de berg af suist. Deze eerste dag liet het materiaal het soms een beetje afweten. Van een paar lekke banden tot de pomp van Sietse die zijn laatste adem uitblies.
Voor Marja eindigde de vrijdagtraining zelfs vroegtijdig toen in een afdaling haar ketting los stuiterde en zich stevig vast zette tussen de spaken van het achterwiel en de tandwielen van het versnellingsapparaat wat haar achterwiel deed blokkeren. Gelukkig wist ze met kunst- en vliegwerk op de fiets te blijven zitten, maar de training was klaar. Het was wachten op de spreekwoordelijke bezemwagen om haar terug te brengen naar onze thuisbasis, waar we de fiets konden fiksen.
Dag twee begint met een korte rit naar Camerig waar een intervaltraining ligt te wachten. Starten vanaf restaurant Buitenlust voor een rondje van 5 km. Zo snel mogelijk een helling van ongeveer 2,5 km omhoog fietsen en de resterende 2,5 km van het rondje uitrusten in de afdaling. En dit twee of drie keer. Dan een korte rust van een kwartier en dan hetzelfde nogmaals. Vervolgens terug naar het huisje, maar eerst onze beloning ophalen bij herberg de Smitse. Koffie met vlaai.
De derde training ’s middags bestond weer uit een lange duurrit. Hoewel Ruud en Bart zo hun best hadden gedaan was het ze toch niet gelukt om alle bergen heen te navigeren. Dus illustere bergjes met evenzo illustere namen als ‘de Doodeman’ en ‘de Keutenberg’ kwamen op ons pad.
De zondag dreigde in het water te vallen. De voorspelling was regen en zittend aan de ontbijttafel keken we tegen een druilerige motregen aan. Dus met regenjackjes aan gingen we op pad voor training vier. Maar in het katholieke zuiden waren de weergoden ons gunstig gezind. Op één buitje na was het prachtig fietsweer. ’s Middags durfden we het toch niet aan ver van huis te gaan dus werd er gekozen voor een korte intervaltraining in de buurt.
Het rondje van twee kilometer met daarin een klim met een maximaal stijgingspercentage van 15% was er niet lichter om. Dit rondje gingen we, in twee blokken van vijf, tien maal rijden. Daarna was het tijd om de laatste maaltijd voor de terugreis te gebruiken. Eigenlijk bestaat zo’n trainingsweekend uit twee dingen; fietsen en eten. En als alles goed is houden ze elkaar in evenwicht.